Afdeling geeft álle burgemeesters duidelijkheid over artikel 13b Opiumwet

 16 maart 2018 | Blog

De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester is voortdurend in ontwikkeling. Dit heeft tot de nodige jurisprudentie geleid. Op 14 maart 2018 hakte de Afdeling een knoop door over een door de rechtbank Zeeland-West-Brabant sinds januari 2017 ontwikkelde lijn, die grote gevolgen had voor de bewijslast van de burgemeester bij de sluitingsbevoegdheid. In de Afdelingsuitspraak, waarin een besluit van de burgemeester van de gemeente Tilburg centraal staat, biedt de Afdeling alle burgemeesters duidelijkheid bij de toepassing van de sluitingsbevoegdheid uit artikel 13b Opiumwet.

Wat is er gebeurd?
Op 17 december 2015 treft de politie in een huurwoning in Tilburg 6,74 gram cocaïne aan. De burgemeester gaat, mede op basis van de door hem gehanteerde beleidsregels, over tot sluiting van de woning op grond van artikel 13b Opiumwet. Dit onder de opgaaf van reden dat niet kan worden aangenomen dat de hoeveelheid cocaïne uitsluitend voor eigen gebruik bestemd is en de bewoner het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. De bewoner vecht het besluit aan bij de bestuursrechter.

Bestendige jurisprudentielijn
De bestendige lijn uit de jurisprudentie hierover hield in dat de burgemeester er bij het aantreffen van een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram harddrugs vanuit mocht gaan dat de drugs, behoudens tegenbewijs, bestemd zijn voor verkoop, verstrekking of aflevering.

Nieuwe lijn rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de uitspraak van 23 januari 2017 over de Tilburgse zaak introduceerde de rechtbank een nieuwe lijn voor wat betreft de bewijslast bij de sluitingsbevoegdheid. Een nieuwe lijn, omdat het oordeel van de rechtbank uitdrukkelijk afwijkt van de bestendige jurisprudentielijn. De nieuwe lijn die de rechtbank sinds januari 2017 hanteert, luidt als volgt.

Wanneer in een woning of een lokaal een hoeveelheid drugs wordt aangetroffen ongeacht de hoeveelheid is dit, volgens de rechtbank, op zichzelf al een voldoende indicatie dat deze voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd is. Wel verbindt de rechtbank hieraan de voorwaarde dat de hoeveelheid zodanig groot moet zijn dat het vrijwel is uitgesloten dat deze voor eigen gebruik bestemd is. In dat geval hoeft de burgemeester in beginsel geen extra feiten en omstandigheden aan te voeren die aannemelijk maken dat drugs "daartoe aanwezig" zijn. Het ligt in dat geval op de weg van de rechthebbende om het tegendeel aannemelijk te maken.

Indien de rechthebbende er niet in slaagt het tegendeel aannemelijk te maken, is de burgemeester in beginsel bevoegd de woning te sluiten. Wanneer de hoeveelheden aangetroffen drugs niet meer bedraagt dan een voor de gebruiker gebruikelijke doses, ligt het op de weg van de burgemeester om met feiten en omstandigheden aannemelijk te maken om de conclusie te ondersteunen dat de aangetroffen drugs niet voor eigen gebruik bestemd is, maar voor verkoop, aflevering of verstrekking. De rechtbank laat in het midden welke hoeveelheid dit is, omdat dit van geval tot geval kan verschillen. Zo is een cocaïnegebruik van 2 tot 3 en zelfs tot 5 gram per dag voor verslaafden volgens de rechtbank niet ongebruikelijk.

In het Tilburgse geval acht de rechtbank de aangetroffen hoeveelheid van 6,74 gram cocaïne niet zodanig dat daaruit op zichzelf al volgt dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Echter, volgens de rechtbank heeft de burgemeester in het besluit op bezwaar met voldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt dat de aangetroffen drugs "daartoe aanwezig waren". De burgemeester was daarmee bevoegd tot sluiting. Ook heeft de burgemeester in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken, aldus de rechtbank in haar uitspraak van 23 januari 2017.

Afdelingsuitspraak
Het was de vraag of de Afdeling de door de rechtbank ingezette lijn zou volgen. De Afdeling behandelt eerst het procesbelang van de burgemeester. Volgens de bewoner heeft de burgemeester geen procesbelang bij de behandeling van het hoger beroep, omdat het beroep ongegrond is verklaard.

Procesbelang
Naar het oordeel van de Afdeling is het procesbelang van de burgemeester gelegen in een zaaksoverstijgend maatschappelijk en juridisch belang, waaronder het belang van eenduidige toepassing van wet- en regelgeving door bestuur en rechter. De Afdeling verwijst in dit verband naar de Zwarte piet-uitspraak van 12 november 2014. Het belang van de burgemeester is ermee gediend dat de hoogste algemene bestuursrechter duidelijkheid geeft over de vraag of de burgemeester bij de aanwezigheid van een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram harddrugs in een pand bevoegd is tot sluiting. Het antwoord op deze vraag is volgens de Afdeling niet slechts van belang voor de burgemeester van Tilburg, maar voor alle burgemeesters - met name die van de zuidelijke gemeenten.

Afdeling wijkt niet af van bestendige jurisprudentielijn
De Afdeling ziet, anders dan de rechtbank, geen aanleiding om af te wijken van de bestendige jurisprudentielijn. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid harddrugs in een pand groter dan 0,5 gram is in beginsel, dat wil zeggen behoudens tegenbewijs, aannemelijk is dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Daarbij acht de Afdeling van belang geacht dat niet is gebleken van een noodzaak voor de praktijk om de huidige jurisprudentie op dit punt aan te passen. Dat het voor de betrokkene vrijwel onmogelijk is om het tegendeel te bewijzen, kan de Afdeling niet volgen.

0,5 gram harddrugs arbitrair, maar niet onredelijk
De Afdeling erkent dat de hoeveelheid van 0,5 gram harddrugs, uit de bestendige jurisprudentielijn, arbitrair is. Toch acht de Afdeling aansluiting bij deze hoeveelheid, vanwege de rechtszekerheid en hanteerbaarheid, niet onredelijk.

Aannemelijk maken
Het is bij het aantreffen van een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram aan de rechthebbende om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. De burgemeester moet in zo'n geval op zijn beurt motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs bestemd is voor de verkoop, aflevering en verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.

6,74 gram is een handelshoeveelheid
Terug naar de sluiting in Tilburg. Er is 6,74 gram cocaïne in de huurwoning aangetroffen. Dit overschrijdt de hoeveelheid van 0,5 gram. In beginsel is daarmee aannemelijk dat het om een handelshoeveelheid drugs ging, die (mede) bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking in of vanuit de woning. De rechthebbende heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De burgemeester was daarmee bevoegd over te gaan tot sluiting. Hij hoefde de toepassing van de door hem gehanteerde beleidsregels in dit geval niet achterwege te laten. Over de toepassing van beleidsregels bij de sluitingsbevoegdheid blogden wij overigens eerder.

Conclusie
De sluitingsbevoegdheid is voortdurend in ontwikkeling, hetgeen tot een reeks uitspraken heeft geleid, waarin telkens verschillend over de sluitingsbevoegdheid werd geoordeeld. Op 14 maart 2018 hakte de Afdeling een knoop door. In deze uitspraak biedt de Afdeling alle burgemeesters duidelijkheid en uniformiteit bij de toepassing van de sluitingsbevoegdheid uit artikel 13b Opiumwet. De Afdeling ziet geen aanleiding om af te wijken van de bestendige jurisprudentielijn. Dat betekent kortgezegd dat wanneer de hoeveelheid harddrugs in een pand groter is dan 0,5 gram, in beginsel geldt dat aannemelijk is dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.

Juridisch advies of meer informatie? 

Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen? Neem dan contact op met Bart Roozendaal of Mariëtta Buitenhuis.

De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester is voortdurend in ontwikkeling. Dit heeft tot de nodige jurisprudentie geleid. Op 14 maart 2018 hakte de Afdeling een knoop door over een door de rechtbank Zeeland-West-Brabant sinds januari 2017 ontwikkelde lijn, die grote gevolgen had voor de bewijslast van de burgemeester bij de sluitingsbevoegdheid. In de Afdelingsuitspraak, waarin een besluit van de burgemeester van de gemeente Tilburg centraal staat, biedt de Afdeling alle burgemeesters duidelijkheid bij de toepassing van de sluitingsbevoegdheid uit artikel 13b Opiumwet.

Wat is er gebeurd?
Op 17 december 2015 treft de politie in een huurwoning in Tilburg 6,74 gram cocaïne aan. De burgemeester gaat, mede op basis van de door hem gehanteerde beleidsregels, over tot sluiting van de woning op grond van artikel 13b Opiumwet. Dit onder de opgaaf van reden dat niet kan worden aangenomen dat de hoeveelheid cocaïne uitsluitend voor eigen gebruik bestemd is en de bewoner het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. De bewoner vecht het besluit aan bij de bestuursrechter.

Bestendige jurisprudentielijn
De bestendige lijn uit de jurisprudentie hierover hield in dat de burgemeester er bij het aantreffen van een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram harddrugs vanuit mocht gaan dat de drugs, behoudens tegenbewijs, bestemd zijn voor verkoop, verstrekking of aflevering.

Nieuwe lijn rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de uitspraak van 23 januari 2017 over de Tilburgse zaak introduceerde de rechtbank een nieuwe lijn voor wat betreft de bewijslast bij de sluitingsbevoegdheid. Een nieuwe lijn, omdat het oordeel van de rechtbank uitdrukkelijk afwijkt van de bestendige jurisprudentielijn. De nieuwe lijn die de rechtbank sinds januari 2017 hanteert, luidt als volgt.

Wanneer in een woning of een lokaal een hoeveelheid drugs wordt aangetroffen ongeacht de hoeveelheid is dit, volgens de rechtbank, op zichzelf al een voldoende indicatie dat deze voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd is. Wel verbindt de rechtbank hieraan de voorwaarde dat de hoeveelheid zodanig groot moet zijn dat het vrijwel is uitgesloten dat deze voor eigen gebruik bestemd is. In dat geval hoeft de burgemeester in beginsel geen extra feiten en omstandigheden aan te voeren die aannemelijk maken dat drugs "daartoe aanwezig" zijn. Het ligt in dat geval op de weg van de rechthebbende om het tegendeel aannemelijk te maken.

Indien de rechthebbende er niet in slaagt het tegendeel aannemelijk te maken, is de burgemeester in beginsel bevoegd de woning te sluiten. Wanneer de hoeveelheden aangetroffen drugs niet meer bedraagt dan een voor de gebruiker gebruikelijke doses, ligt het op de weg van de burgemeester om met feiten en omstandigheden aannemelijk te maken om de conclusie te ondersteunen dat de aangetroffen drugs niet voor eigen gebruik bestemd is, maar voor verkoop, aflevering of verstrekking. De rechtbank laat in het midden welke hoeveelheid dit is, omdat dit van geval tot geval kan verschillen. Zo is een cocaïnegebruik van 2 tot 3 en zelfs tot 5 gram per dag voor verslaafden volgens de rechtbank niet ongebruikelijk.

In het Tilburgse geval acht de rechtbank de aangetroffen hoeveelheid van 6,74 gram cocaïne niet zodanig dat daaruit op zichzelf al volgt dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Echter, volgens de rechtbank heeft de burgemeester in het besluit op bezwaar met voldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt dat de aangetroffen drugs "daartoe aanwezig waren". De burgemeester was daarmee bevoegd tot sluiting. Ook heeft de burgemeester in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken, aldus de rechtbank in haar uitspraak van 23 januari 2017.

Afdelingsuitspraak
Het was de vraag of de Afdeling de door de rechtbank ingezette lijn zou volgen. De Afdeling behandelt eerst het procesbelang van de burgemeester. Volgens de bewoner heeft de burgemeester geen procesbelang bij de behandeling van het hoger beroep, omdat het beroep ongegrond is verklaard.

Procesbelang
Naar het oordeel van de Afdeling is het procesbelang van de burgemeester gelegen in een zaaksoverstijgend maatschappelijk en juridisch belang, waaronder het belang van eenduidige toepassing van wet- en regelgeving door bestuur en rechter. De Afdeling verwijst in dit verband naar de Zwarte piet-uitspraak van 12 november 2014. Het belang van de burgemeester is ermee gediend dat de hoogste algemene bestuursrechter duidelijkheid geeft over de vraag of de burgemeester bij de aanwezigheid van een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram harddrugs in een pand bevoegd is tot sluiting. Het antwoord op deze vraag is volgens de Afdeling niet slechts van belang voor de burgemeester van Tilburg, maar voor alle burgemeesters - met name die van de zuidelijke gemeenten.

Afdeling wijkt niet af van bestendige jurisprudentielijn
De Afdeling ziet, anders dan de rechtbank, geen aanleiding om af te wijken van de bestendige jurisprudentielijn. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid harddrugs in een pand groter dan 0,5 gram is in beginsel, dat wil zeggen behoudens tegenbewijs, aannemelijk is dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Daarbij acht de Afdeling van belang geacht dat niet is gebleken van een noodzaak voor de praktijk om de huidige jurisprudentie op dit punt aan te passen. Dat het voor de betrokkene vrijwel onmogelijk is om het tegendeel te bewijzen, kan de Afdeling niet volgen.

0,5 gram harddrugs arbitrair, maar niet onredelijk
De Afdeling erkent dat de hoeveelheid van 0,5 gram harddrugs, uit de bestendige jurisprudentielijn, arbitrair is. Toch acht de Afdeling aansluiting bij deze hoeveelheid, vanwege de rechtszekerheid en hanteerbaarheid, niet onredelijk.

Aannemelijk maken
Het is bij het aantreffen van een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram aan de rechthebbende om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. De burgemeester moet in zo'n geval op zijn beurt motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs bestemd is voor de verkoop, aflevering en verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.

6,74 gram is een handelshoeveelheid
Terug naar de sluiting in Tilburg. Er is 6,74 gram cocaïne in de huurwoning aangetroffen. Dit overschrijdt de hoeveelheid van 0,5 gram. In beginsel is daarmee aannemelijk dat het om een handelshoeveelheid drugs ging, die (mede) bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking in of vanuit de woning. De rechthebbende heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De burgemeester was daarmee bevoegd over te gaan tot sluiting. Hij hoefde de toepassing van de door hem gehanteerde beleidsregels in dit geval niet achterwege te laten. Over de toepassing van beleidsregels bij de sluitingsbevoegdheid blogden wij overigens eerder.

Conclusie
De sluitingsbevoegdheid is voortdurend in ontwikkeling, hetgeen tot een reeks uitspraken heeft geleid, waarin telkens verschillend over de sluitingsbevoegdheid werd geoordeeld. Op 14 maart 2018 hakte de Afdeling een knoop door. In deze uitspraak biedt de Afdeling alle burgemeesters duidelijkheid en uniformiteit bij de toepassing van de sluitingsbevoegdheid uit artikel 13b Opiumwet. De Afdeling ziet geen aanleiding om af te wijken van de bestendige jurisprudentielijn. Dat betekent kortgezegd dat wanneer de hoeveelheid harddrugs in een pand groter is dan 0,5 gram, in beginsel geldt dat aannemelijk is dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.

Juridisch advies of meer informatie? 

Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen? Neem dan contact op met Bart Roozendaal of Mariëtta Buitenhuis.