Zo moeder zo dochter: schadevordering is mogelijk tegen dochter voor inbreuk op het kartelverbod door de moeder

 11 oktober 2021 | Blog

Partijen die schade lijden als gevolg van een inbreuk op het EU-mededingingsrecht door een moedermaatschappij, kunnen die schade in bepaalde gevallen verhalen op een dochteronderneming. Dit heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) geoordeeld in het Sumal arrest (C-882/19) dat op 6 oktober jl. is gewezen. In dat verband moet wel worden aangetoond dat moeder en dochter samen een zogenoemde ‘economische eenheid’ vormden.

Achtergrond

In 2016 heeft de Europese Commissie, onder andere, Daimler beboet voor het overtreden van het kartelverbod. Daimler maakte namelijk jarenlang met andere Europese vrachtwagenfabrikanten (waaronder  DAF, Volvo/Renault en Iveco) mededingingsrechtelijk verboden afspraken.

In navolging van de boete van de Europese Commissie stelde de Spaanse onderneming Sumal een vordering tot schadevergoeding in tegen Mercedes Benz Trucks España (MBTE), een dochteronderneming van Daimler. De Spaanse rechter wees de vordering in eerste aanleg af, omdat de boete van de Europese Commissie zich niet richtte tot MBTE, maar tot moedermaatschappij Daimler. In hoger beroep koos de rechter er echter voor om over dit punt prejudiciële vragen aan het Hof te stellen.

Overwegingen van het Hof

Het Hof begint met een uiteenzetting van de belangrijkste pijlers van het recht op schadevergoeding in het mededingingsrecht. Daaruit volgt onder meer dat het vorderen van geleden schade (private handhaving) onlosmakelijk verbonden is met de handhaving van de mededingingsregels, net zoals publiekrechtelijk optreden door de Europese Commissie of nationale mededingingsautoriteiten (publieke handhaving). Aldus moet het ondernemingsbegrip in artikel 101 VWEU hetzelfde worden geïnterpreteerd, ongeacht of er sprake is van publieke of private handhaving.

Een onderneming in de zin van het mededingingsrecht is een economische eenheid, en kan dus meerdere -losstaande- rechtspersonen omvatten. Vanuit die doctrine komt het Hof tot de volgende conclusie: een schending van artikel 101 lid 1 VWEU door een moedermaatschappij, kan leiden tot een schadevordering van de slachtoffers van die inbreuk tegen een dochteronderneming.

Daarbij moeten partijen bewijzen dat moeder en dochter een economische eenheid vormen, gelet op hun economische, organisatorische en juridische banden. Ook moet volgens het Hof een concreet verband worden aangetoond tussen de economische activiteit van de dochteronderneming en het voorwerp van de inbreuk waarvoor de moedermaatschappij aansprakelijk is gesteld. Volgens het Hof ligt het daarom op de weg van Sumal om aan te tonen dat MBTE producten verkoopt die onderwerp waren van het kartel waar Daimler voor is beboet. In dat geval vormen moeder en dochter een economische eenheid.

Tot slot overweegt het Hof dat de dochteronderneming te allen tijde bij de nationale rechter moet kunnen betwisten dat zij een economische eenheid met de moedermaatschappij vormt. Een door de Commissie vastgestelde inbreuk van artikel 101 lid 1 VWEU door de moedermaatschappij kan zij daarbij echter niet weerleggen.

Gevolgen voor de praktijk

Wat betekent Sumal voor de praktijk? Allereerst wordt het gemakkelijker om schadevorderingen in te stellen in geval van inbreuken op het mededingingsrecht door multinationale ondernemingen. Partijen kunnen hun vordering immers richten tegen een in hun eigen lidstaat gevestigde dochter, in plaats van tegen de moeder, die mogelijk in een andere lidstaat gevestigd is. Dat scheelt hoogstwaarschijnlijk kosten voor de eisende partijen.

Maar, alertheid is geboden. De ene dochter is de andere niet. Indien een dochteronderneming actief is in een totaal andere branche dan die waarin haar moedermaatschappij de mededingingsregels heeft overtreden, kan de dochter mogelijk niet aansprakelijk worden gesteld. Wanneer bijvoorbeeld een Japanse moedermaatschappij prijsafspraken maakt op het gebied van concertvleugels, zal haar dochteronderneming actief op het gebied van crossmotoren hoogstwaarschijnlijk buiten schot blijven. Het feit dat zij mogelijk een economische eenheid vormen, doet daaraan niet af. Sumal laat dus zien dat de aangesproken dochter wat betreft haar activiteit wel een ‘moederskindje’ moet zijn.

Vragen

Vragen over private handhaving van het mededingingsrecht? Neem dan contact op met Robbert Jaspers en Nikee Groot.

 

Partijen die schade lijden als gevolg van een inbreuk op het EU-mededingingsrecht door een moedermaatschappij, kunnen die schade in bepaalde gevallen verhalen op een dochteronderneming. Dit heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) geoordeeld in het Sumal arrest (C-882/19) dat op 6 oktober jl. is gewezen. In dat verband moet wel worden aangetoond dat moeder en dochter samen een zogenoemde ‘economische eenheid’ vormden.

Achtergrond

In 2016 heeft de Europese Commissie, onder andere, Daimler beboet voor het overtreden van het kartelverbod. Daimler maakte namelijk jarenlang met andere Europese vrachtwagenfabrikanten (waaronder  DAF, Volvo/Renault en Iveco) mededingingsrechtelijk verboden afspraken.

In navolging van de boete van de Europese Commissie stelde de Spaanse onderneming Sumal een vordering tot schadevergoeding in tegen Mercedes Benz Trucks España (MBTE), een dochteronderneming van Daimler. De Spaanse rechter wees de vordering in eerste aanleg af, omdat de boete van de Europese Commissie zich niet richtte tot MBTE, maar tot moedermaatschappij Daimler. In hoger beroep koos de rechter er echter voor om over dit punt prejudiciële vragen aan het Hof te stellen.

Overwegingen van het Hof

Het Hof begint met een uiteenzetting van de belangrijkste pijlers van het recht op schadevergoeding in het mededingingsrecht. Daaruit volgt onder meer dat het vorderen van geleden schade (private handhaving) onlosmakelijk verbonden is met de handhaving van de mededingingsregels, net zoals publiekrechtelijk optreden door de Europese Commissie of nationale mededingingsautoriteiten (publieke handhaving). Aldus moet het ondernemingsbegrip in artikel 101 VWEU hetzelfde worden geïnterpreteerd, ongeacht of er sprake is van publieke of private handhaving.

Een onderneming in de zin van het mededingingsrecht is een economische eenheid, en kan dus meerdere -losstaande- rechtspersonen omvatten. Vanuit die doctrine komt het Hof tot de volgende conclusie: een schending van artikel 101 lid 1 VWEU door een moedermaatschappij, kan leiden tot een schadevordering van de slachtoffers van die inbreuk tegen een dochteronderneming.

Daarbij moeten partijen bewijzen dat moeder en dochter een economische eenheid vormen, gelet op hun economische, organisatorische en juridische banden. Ook moet volgens het Hof een concreet verband worden aangetoond tussen de economische activiteit van de dochteronderneming en het voorwerp van de inbreuk waarvoor de moedermaatschappij aansprakelijk is gesteld. Volgens het Hof ligt het daarom op de weg van Sumal om aan te tonen dat MBTE producten verkoopt die onderwerp waren van het kartel waar Daimler voor is beboet. In dat geval vormen moeder en dochter een economische eenheid.

Tot slot overweegt het Hof dat de dochteronderneming te allen tijde bij de nationale rechter moet kunnen betwisten dat zij een economische eenheid met de moedermaatschappij vormt. Een door de Commissie vastgestelde inbreuk van artikel 101 lid 1 VWEU door de moedermaatschappij kan zij daarbij echter niet weerleggen.

Gevolgen voor de praktijk

Wat betekent Sumal voor de praktijk? Allereerst wordt het gemakkelijker om schadevorderingen in te stellen in geval van inbreuken op het mededingingsrecht door multinationale ondernemingen. Partijen kunnen hun vordering immers richten tegen een in hun eigen lidstaat gevestigde dochter, in plaats van tegen de moeder, die mogelijk in een andere lidstaat gevestigd is. Dat scheelt hoogstwaarschijnlijk kosten voor de eisende partijen.

Maar, alertheid is geboden. De ene dochter is de andere niet. Indien een dochteronderneming actief is in een totaal andere branche dan die waarin haar moedermaatschappij de mededingingsregels heeft overtreden, kan de dochter mogelijk niet aansprakelijk worden gesteld. Wanneer bijvoorbeeld een Japanse moedermaatschappij prijsafspraken maakt op het gebied van concertvleugels, zal haar dochteronderneming actief op het gebied van crossmotoren hoogstwaarschijnlijk buiten schot blijven. Het feit dat zij mogelijk een economische eenheid vormen, doet daaraan niet af. Sumal laat dus zien dat de aangesproken dochter wat betreft haar activiteit wel een ‘moederskindje’ moet zijn.

Vragen

Vragen over private handhaving van het mededingingsrecht? Neem dan contact op met Robbert Jaspers en Nikee Groot.