Het elektronisch oprichten van een BV

 8 juli 2021 | Blog

Op 15 juni 2021 is het ambtelijk voorontwerp met betrekking tot het elektronisch oprichten van een B.V. voor consultatie gepubliceerd (het “Voorontwerp”). In het Voorontwerp wordt voorgesteld Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (het “BW”) en de Wet op het notarisambt (de “Wna”) te wijzigen waarna het voortaan mogelijk zal zijn langs elektronische weg een B.V. op te richten. In dit bericht worden de achtergrond en de inhoud van het Voorontwerp besproken en toegelicht.

De Richtlijn
Het Voorontwerp dient ter implementatie van de Richtlijn (EU) 2017/1132 (de “Richtlijn”), zoals deze gewijzigd werd door de Richtlijn (EU) 2019/1151 (de “Wijzigingsrichtlijn”). Meer specifiek ziet het Voorontwerp toe op de implementatie van het onderdeel van de Richtlijn dat het langs elektronische weg oprichten van vennootschappen mogelijk moet maken.

De grondslag voor de Richtlijn is het principe van de vrijheid van vestiging zoals neergelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het “VWEU”). De Richtlijn beoogt de vrijheid van vestiging te vereenvoudigen voor onderdanen van de Europese Unie (de “EU”) door te bewerkstelligen dat wanneer een onderdaan van de EU een vennootschap in een andere lidstaat wenst op te richten, hij daarvoor niet meer fysiek in die lidstaat aanwezig hoeft te zijn.

Implementatie Richtlijn
Dit onderdeel van de Richtlijn dient in beginsel uiterlijk op 1 augustus 2021 geïmplementeerd te zijn. Nederland heeft echter tijdig gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de Wijzigingsrichtlijn biedt om verlenging (met maximaal een jaar) van deze termijn te vragen en heeft dit uitstel ook gekregen. Met het publiceren van het Voorontwerp wordt een flinke stap in de richting van implementatie gezet, maar is nog niet te zeggen wanneer dit daadwerkelijk het geval zal zijn.

Reikwijdte Richtlijn
In principe gelden de bepalingen van de Richtlijn in het geval van Nederland voor zowel de N.V. als de B.V. Daar waar het om de elektronische oprichting gaat, geldt de Richtlijn echter (voorlopig) alleen voor de B.V.

In de Memorie van Toelichting bij het Voorontwerp (de “MvT”) wordt opgemerkt dat het langs elektronische weg oprichten van een B.V. ook mogelijk zal zijn voor onderdanen uit derde-landen. Daarmee gaat het Voorontwerp verder dan noodzakelijk is voor de implementatie van de Richtlijn.

Het Voorontwerp
Hieronder volgt een bespreking van de belangrijkste bepalingen van het Voorontwerp. 

Boek 2 BW
Het Voorontwerp stelt voor een nieuw art. 2:175a BW in te voeren. Lid 1 van art. 2:175a BW bepaalt dat een vennootschap langs elektronische weg kan worden opgericht. Art. 2:175a BW leidt tot een aanvulling op de bestaande mogelijkheid tot oprichting van een B.V. 

Modelakte
In art. 2:175a lid 2 BW is bepaald dat voor de oprichting gebruik kan worden gemaakt van een modelakte zoals bedoeld in art. 53c Wna. Art. 53c Wna wordt ook op grond van het Voorontwerp geïntroduceerd. De Richtlijn verplicht Nederland elektronisch modellen voor de oprichtingsakte (d.w.z. inclusief statuten) ter beschikking te stellen. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (de “KNB”) krijgt in het Voorontwerp de taak een model aan te wijzen en deze op een door haar beheerd platform ter beschikking te stellen. De Richtlijn bepaalt daarnaast dat Nederland deze modellen ten minste in één officiële taal van de EU beschikbaar moet stellen. Nederland heeft voor het Engels gekozen. Nu het wettelijke vereiste dat de oprichtingsakte in het Nederlands dient te worden verleden niet wijzigt, zal het Engelstalige model uitsluitend informatiedoeleinden dienen.

Termijn oprichting
Conform art. 2:175a lid 4 BW dient de elektronische oprichting van een B.V. door de notaris binnen vijf werkdagen te worden afgewikkeld wanneer (i) van de modelakte gebruik is gemaakt; en (ii) de B.V. uitsluitend door natuurlijke personen wordt opgericht. In alle andere gevallen bedraagt deze termijn tien werkdagen.

Deze termijnen gaan lopen vanaf de meest recente van de volgende data: (i) de datum waarop de notaris alle documenten en informatie van de oprichters heeft ontvangen; of (ii) de datum van betaling van het aandelenkapitaal. Met betrekking tot (ii) is het van belang op te merken dat dit inhoudt dat het elektronisch oprichten van een B.V. alleen kan als storting op de aandelen in geld plaatsvindt. Inbreng anders dan in geld is (voorlopig) niet mogelijk. In het geval dat de notaris niet binnen de relevante termijn kan afronden, dient hij de oprichters, onder opgave van redenen, daarvan op de hoogte te stellen.

Bestuursverboden
Het elektronisch oprichten van B.V.s kan risico’s met zich meebrengen in de sfeer van, bijvoorbeeld, frauduleus handelen. Ter voorkoming daarvan kent de Richtlijn een aantal bepalingen met betrekking tot bestuursverboden en de informatie-uitwisseling daaromtrent tussen lidstaten. Art. 2:175a lid 6 en 7 BW hebben betrekking op het in een andere lidstaat opgelegd zijn van een bestuursverbod aan een persoon die bestuurder van de elektronisch op te richten B.V. beoogt te worden. Uiterlijk bij de oprichting dient degene die bestuurder bij de op te richten B.V. wil worden, te verklaren of aan hem in een andere lidstaat een bestuursverbod is opgelegd. Indien een dergelijk bestuursverbod is opgelegd tijdens of in de drie jaar voorafgaand aan het uitspreken van het faillissement van die (buitenlandse) rechtspersoon vanwege een omstandigheid zoals genoemd in lid 6, dan zal deze persoon niet tot bestuurder kunnen worden benoemd voor de duur van het in die andere lidstaat opgelegde bestuursverbod. De gronden die in lid 6 beschreven worden, zijn ontleend aan art. 106a van de Faillissementswet.

Volmacht
Het Voorontwerp wijzigt art. 2:176 BW en voegt, onder andere, een lid 2 toe. Hierin wordt bepaald dat aan het vereiste van een schriftelijke volmacht ook voldaan is als de volmacht elektronisch is vastgelegd.

Oprichting in een elektronische omgeving

Systeem voor gegevensverwerking
Voor het bewerkstelligen van het elektronisch oprichten van een B.V. zijn onder meer vereist: (i) een veilige, elektronische omgeving die het bezoek aan de notaris vervangt; en (ii) de mogelijkheid van het elektronisch verlijden van een notariële akte.

Om dit te faciliteren, introduceert het Voorontwerp art. 53d Wna: de notaris dient aangesloten te zijn op een door de KNB beheerd systeem voor gegevensverwerking. Dit systeem heeft als doel de totstandkoming van een elektronische notariële akte mogelijk te maken. Om dit doel te kunnen verwezenlijken dient het systeem de mogelijkheid te bieden tot, onder andere: (i) ondertekening van de elektronische notariële akte; (ii) identificatie van bij de oprichting betrokken personen en de notaris middels een elektronisch identificatiemiddel; (iii) het tot stand brengen van een directe beeld-en geluidverbinding tussen de bij de oprichting betrokken personen en de notaris; en (iv) het ondertekenen van de hiervoor genoemde elektronische volmacht.

Elektronische ondertekening
Bij een elektronische oprichting zijn op twee momenten een elektronische handtekening vereist: (i) bij het passeren van de elektronische notariële akte; en (ii) (indien van toepassing) bij het verlenen van een volmacht voor het passeren van de elektronische notariële akte.

Op grond van de zgn. eidas-verordening worden elektronische handtekeningen (in oplopende mate van betrouwbaarheid o.g.v. de vereisten) onderscheiden in: (i) gewone; (ii) geavanceerde; en (iii) gekwalificeerde elektronische handtekeningen. Alleen aan gekwalificeerde elektronisch handtekeningen zijn altijd dezelfde rechtsgevolgen verbonden als aan een handgeschreven handtekening. Voor de gewone en de geavanceerde elektronische handtekening is dit slechts het geval wanneer (i) de methode die voor ondertekening gebruikt is voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische handtekening is gebruikt; en (ii) op alle overige omstandigheden van het geval. De Richtlijn bepaalt niet welke elektronische handtekening gebruikt dient te worden. Het Voorontwerp stelt in art. 53e Wna voor dat bij verordening van de KNB nadere regels kunnen worden gesteld aan de te gebruiken elektronische handtekening. De KNB heeft al laten weten dat zij een gekwalificeerde elektronische handtekening wil voorschrijven.

Elektronische identificatie
In de bestaande praktijk wordt gevraagd om bij het bezoek aan de notaris een geldig identiteitsbewijs mee te nemen, zodat de notaris ter plekke de identiteit kan vaststellen van de personen die voor hem verschijnen. Hoe dient de notaris in het geval van een elektronische oprichting de identiteit van de betrokkenen vast te stellen? Art. 53g lid 1 Wna, zoals opgenomen in het Voorontwerp, bepaalt dat de notaris de identiteit van de personen die voor hem verschijnen vaststelt aan de hand van een elektronisch identificatiemiddel via het systeem voor gegevensverwerking. Ook hier komt de eidas-verordening weer om de hoek kijken. Deze verordening kent verschillende niveaus van betrouwbaarheid toe aan elektronische identificatiemiddelen. Wanneer in het Voorontwerp wordt gesproken van ‘elektronisch identificatiemiddel’ wordt een elektronisch identificatiemiddel bedoeld dat op grond van de eidas-verordening het hoogste niveau van betrouwbaarheid kent. Een Nederlands voorbeeld van een elektronisch identificatiemiddel met dit betrouwbaarheidsniveau ‘hoog’ is DigiD. Daarnaast dient de notaris elektronische identificatiemiddelen te accepteren die zijn uitgegeven in een andere lidstaat met het betrouwbaarheidsniveau ‘hoog’ en die ten behoeve van grensoverschrijdende authenticatie zijn erkend op grond van de eidas-verordening.

Met de gebruikmaking van het elektronisch identificatiemiddel in combinatie met het verschijnen voor de notaris via de eerdergenoemde beeld- en geluidverbinding wordt de identificatie geacht voldoende te zijn gewaarborgd.

Overigens zijn er een paar situaties in het Voorontwerp opgenomen waarin de notaris tóch om de fysieke aanwezigheid van de betrokkenen kan verzoeken, bijvoorbeeld wanneer hij redenen heeft om te vermoeden dat er sprake is van identiteitsfraude.

Elektronische notariële akte
Het voorontwerp introduceert een nieuwe vorm van notariële akte: de elektronische notariële akte. Deze dient net als de vertrouwde papieren notariële akte toekomstbestendig te zijn. In het nieuwe art. 53i lid 1 Wna is bepaald dat naast de elektronische notariële akte ook de eventuele daaraan gekoppelde elektronische volmacht en elektronische bijlagen gesteld worden in een bij verordening aan te wijzen documentstandaard. Deze standaard dient de betrouwbaarheid, uitleesbaarheid, duurzaamheid en de beveiliging tegen onbevoegde wijziging en een ongewijzigde reproductie van de inhoud te waarborgen. Daarnaast dient de standaard te voldoen aan de meest recente nationale of internationale standaarden. De aanwijzing van een dergelijke documentstandaard dient tenminste iedere vijf jaar plaats te vinden, waarbij overigens de dan gebruikte standaard opnieuw kan worden aangewezen. Door deze termijn op te nemen beoogt men te waarborgen dat gelijke tred wordt gehouden met de praktijk en laatste ontwikkelingen. Bij verordening door de KNB zullen regels worden gesteld over de wijze waarop de minuten van elektronische notariële akten, elektronische volmachten en overige elektronische bijlagen worden geconverteerd in de aangewezen documentstandaard. Na deze conversie is de elektronische notariële akte gesteld in de aangewezen documentstandaard de minuut van deze elektronische notariële akte. De notaris moet deze documenten bij de KNB bewaren.

Tot slot
In een tijdperk van almaar verdergaande digitalisering begrijpen wij de komst van de mogelijkheid tot het elektronisch oprichten van een B.V. en de komst van de elektronische notariële akte. Los van Europese regelgeving, is dit een ontwikkeling die, wil het notariaat met haar tijd mee gaan, niet genegeerd kan worden.

Van belang is dat ook bij de elektronische oprichting van een B.V. de rol van de notaris als poortwachter, die zijn ambt onafhankelijk en onpartijdig uitoefent onverkort van toepassing blijft. De zorgvuldige uitoefening van deze rol in de elektronische omgeving brengt een nieuwe uitdaging voor het notariaat met zich mee.  

Op 15 juni 2021 is het ambtelijk voorontwerp met betrekking tot het elektronisch oprichten van een B.V. voor consultatie gepubliceerd (het “Voorontwerp”). In het Voorontwerp wordt voorgesteld Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (het “BW”) en de Wet op het notarisambt (de “Wna”) te wijzigen waarna het voortaan mogelijk zal zijn langs elektronische weg een B.V. op te richten. In dit bericht worden de achtergrond en de inhoud van het Voorontwerp besproken en toegelicht.

De Richtlijn
Het Voorontwerp dient ter implementatie van de Richtlijn (EU) 2017/1132 (de “Richtlijn”), zoals deze gewijzigd werd door de Richtlijn (EU) 2019/1151 (de “Wijzigingsrichtlijn”). Meer specifiek ziet het Voorontwerp toe op de implementatie van het onderdeel van de Richtlijn dat het langs elektronische weg oprichten van vennootschappen mogelijk moet maken.

De grondslag voor de Richtlijn is het principe van de vrijheid van vestiging zoals neergelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het “VWEU”). De Richtlijn beoogt de vrijheid van vestiging te vereenvoudigen voor onderdanen van de Europese Unie (de “EU”) door te bewerkstelligen dat wanneer een onderdaan van de EU een vennootschap in een andere lidstaat wenst op te richten, hij daarvoor niet meer fysiek in die lidstaat aanwezig hoeft te zijn.

Implementatie Richtlijn
Dit onderdeel van de Richtlijn dient in beginsel uiterlijk op 1 augustus 2021 geïmplementeerd te zijn. Nederland heeft echter tijdig gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de Wijzigingsrichtlijn biedt om verlenging (met maximaal een jaar) van deze termijn te vragen en heeft dit uitstel ook gekregen. Met het publiceren van het Voorontwerp wordt een flinke stap in de richting van implementatie gezet, maar is nog niet te zeggen wanneer dit daadwerkelijk het geval zal zijn.

Reikwijdte Richtlijn
In principe gelden de bepalingen van de Richtlijn in het geval van Nederland voor zowel de N.V. als de B.V. Daar waar het om de elektronische oprichting gaat, geldt de Richtlijn echter (voorlopig) alleen voor de B.V.

In de Memorie van Toelichting bij het Voorontwerp (de “MvT”) wordt opgemerkt dat het langs elektronische weg oprichten van een B.V. ook mogelijk zal zijn voor onderdanen uit derde-landen. Daarmee gaat het Voorontwerp verder dan noodzakelijk is voor de implementatie van de Richtlijn.

Het Voorontwerp
Hieronder volgt een bespreking van de belangrijkste bepalingen van het Voorontwerp. 

Boek 2 BW
Het Voorontwerp stelt voor een nieuw art. 2:175a BW in te voeren. Lid 1 van art. 2:175a BW bepaalt dat een vennootschap langs elektronische weg kan worden opgericht. Art. 2:175a BW leidt tot een aanvulling op de bestaande mogelijkheid tot oprichting van een B.V. 

Modelakte
In art. 2:175a lid 2 BW is bepaald dat voor de oprichting gebruik kan worden gemaakt van een modelakte zoals bedoeld in art. 53c Wna. Art. 53c Wna wordt ook op grond van het Voorontwerp geïntroduceerd. De Richtlijn verplicht Nederland elektronisch modellen voor de oprichtingsakte (d.w.z. inclusief statuten) ter beschikking te stellen. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (de “KNB”) krijgt in het Voorontwerp de taak een model aan te wijzen en deze op een door haar beheerd platform ter beschikking te stellen. De Richtlijn bepaalt daarnaast dat Nederland deze modellen ten minste in één officiële taal van de EU beschikbaar moet stellen. Nederland heeft voor het Engels gekozen. Nu het wettelijke vereiste dat de oprichtingsakte in het Nederlands dient te worden verleden niet wijzigt, zal het Engelstalige model uitsluitend informatiedoeleinden dienen.

Termijn oprichting
Conform art. 2:175a lid 4 BW dient de elektronische oprichting van een B.V. door de notaris binnen vijf werkdagen te worden afgewikkeld wanneer (i) van de modelakte gebruik is gemaakt; en (ii) de B.V. uitsluitend door natuurlijke personen wordt opgericht. In alle andere gevallen bedraagt deze termijn tien werkdagen.

Deze termijnen gaan lopen vanaf de meest recente van de volgende data: (i) de datum waarop de notaris alle documenten en informatie van de oprichters heeft ontvangen; of (ii) de datum van betaling van het aandelenkapitaal. Met betrekking tot (ii) is het van belang op te merken dat dit inhoudt dat het elektronisch oprichten van een B.V. alleen kan als storting op de aandelen in geld plaatsvindt. Inbreng anders dan in geld is (voorlopig) niet mogelijk. In het geval dat de notaris niet binnen de relevante termijn kan afronden, dient hij de oprichters, onder opgave van redenen, daarvan op de hoogte te stellen.

Bestuursverboden
Het elektronisch oprichten van B.V.s kan risico’s met zich meebrengen in de sfeer van, bijvoorbeeld, frauduleus handelen. Ter voorkoming daarvan kent de Richtlijn een aantal bepalingen met betrekking tot bestuursverboden en de informatie-uitwisseling daaromtrent tussen lidstaten. Art. 2:175a lid 6 en 7 BW hebben betrekking op het in een andere lidstaat opgelegd zijn van een bestuursverbod aan een persoon die bestuurder van de elektronisch op te richten B.V. beoogt te worden. Uiterlijk bij de oprichting dient degene die bestuurder bij de op te richten B.V. wil worden, te verklaren of aan hem in een andere lidstaat een bestuursverbod is opgelegd. Indien een dergelijk bestuursverbod is opgelegd tijdens of in de drie jaar voorafgaand aan het uitspreken van het faillissement van die (buitenlandse) rechtspersoon vanwege een omstandigheid zoals genoemd in lid 6, dan zal deze persoon niet tot bestuurder kunnen worden benoemd voor de duur van het in die andere lidstaat opgelegde bestuursverbod. De gronden die in lid 6 beschreven worden, zijn ontleend aan art. 106a van de Faillissementswet.

Volmacht
Het Voorontwerp wijzigt art. 2:176 BW en voegt, onder andere, een lid 2 toe. Hierin wordt bepaald dat aan het vereiste van een schriftelijke volmacht ook voldaan is als de volmacht elektronisch is vastgelegd.

Oprichting in een elektronische omgeving

Systeem voor gegevensverwerking
Voor het bewerkstelligen van het elektronisch oprichten van een B.V. zijn onder meer vereist: (i) een veilige, elektronische omgeving die het bezoek aan de notaris vervangt; en (ii) de mogelijkheid van het elektronisch verlijden van een notariële akte.

Om dit te faciliteren, introduceert het Voorontwerp art. 53d Wna: de notaris dient aangesloten te zijn op een door de KNB beheerd systeem voor gegevensverwerking. Dit systeem heeft als doel de totstandkoming van een elektronische notariële akte mogelijk te maken. Om dit doel te kunnen verwezenlijken dient het systeem de mogelijkheid te bieden tot, onder andere: (i) ondertekening van de elektronische notariële akte; (ii) identificatie van bij de oprichting betrokken personen en de notaris middels een elektronisch identificatiemiddel; (iii) het tot stand brengen van een directe beeld-en geluidverbinding tussen de bij de oprichting betrokken personen en de notaris; en (iv) het ondertekenen van de hiervoor genoemde elektronische volmacht.

Elektronische ondertekening
Bij een elektronische oprichting zijn op twee momenten een elektronische handtekening vereist: (i) bij het passeren van de elektronische notariële akte; en (ii) (indien van toepassing) bij het verlenen van een volmacht voor het passeren van de elektronische notariële akte.

Op grond van de zgn. eidas-verordening worden elektronische handtekeningen (in oplopende mate van betrouwbaarheid o.g.v. de vereisten) onderscheiden in: (i) gewone; (ii) geavanceerde; en (iii) gekwalificeerde elektronische handtekeningen. Alleen aan gekwalificeerde elektronisch handtekeningen zijn altijd dezelfde rechtsgevolgen verbonden als aan een handgeschreven handtekening. Voor de gewone en de geavanceerde elektronische handtekening is dit slechts het geval wanneer (i) de methode die voor ondertekening gebruikt is voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische handtekening is gebruikt; en (ii) op alle overige omstandigheden van het geval. De Richtlijn bepaalt niet welke elektronische handtekening gebruikt dient te worden. Het Voorontwerp stelt in art. 53e Wna voor dat bij verordening van de KNB nadere regels kunnen worden gesteld aan de te gebruiken elektronische handtekening. De KNB heeft al laten weten dat zij een gekwalificeerde elektronische handtekening wil voorschrijven.

Elektronische identificatie
In de bestaande praktijk wordt gevraagd om bij het bezoek aan de notaris een geldig identiteitsbewijs mee te nemen, zodat de notaris ter plekke de identiteit kan vaststellen van de personen die voor hem verschijnen. Hoe dient de notaris in het geval van een elektronische oprichting de identiteit van de betrokkenen vast te stellen? Art. 53g lid 1 Wna, zoals opgenomen in het Voorontwerp, bepaalt dat de notaris de identiteit van de personen die voor hem verschijnen vaststelt aan de hand van een elektronisch identificatiemiddel via het systeem voor gegevensverwerking. Ook hier komt de eidas-verordening weer om de hoek kijken. Deze verordening kent verschillende niveaus van betrouwbaarheid toe aan elektronische identificatiemiddelen. Wanneer in het Voorontwerp wordt gesproken van ‘elektronisch identificatiemiddel’ wordt een elektronisch identificatiemiddel bedoeld dat op grond van de eidas-verordening het hoogste niveau van betrouwbaarheid kent. Een Nederlands voorbeeld van een elektronisch identificatiemiddel met dit betrouwbaarheidsniveau ‘hoog’ is DigiD. Daarnaast dient de notaris elektronische identificatiemiddelen te accepteren die zijn uitgegeven in een andere lidstaat met het betrouwbaarheidsniveau ‘hoog’ en die ten behoeve van grensoverschrijdende authenticatie zijn erkend op grond van de eidas-verordening.

Met de gebruikmaking van het elektronisch identificatiemiddel in combinatie met het verschijnen voor de notaris via de eerdergenoemde beeld- en geluidverbinding wordt de identificatie geacht voldoende te zijn gewaarborgd.

Overigens zijn er een paar situaties in het Voorontwerp opgenomen waarin de notaris tóch om de fysieke aanwezigheid van de betrokkenen kan verzoeken, bijvoorbeeld wanneer hij redenen heeft om te vermoeden dat er sprake is van identiteitsfraude.

Elektronische notariële akte
Het voorontwerp introduceert een nieuwe vorm van notariële akte: de elektronische notariële akte. Deze dient net als de vertrouwde papieren notariële akte toekomstbestendig te zijn. In het nieuwe art. 53i lid 1 Wna is bepaald dat naast de elektronische notariële akte ook de eventuele daaraan gekoppelde elektronische volmacht en elektronische bijlagen gesteld worden in een bij verordening aan te wijzen documentstandaard. Deze standaard dient de betrouwbaarheid, uitleesbaarheid, duurzaamheid en de beveiliging tegen onbevoegde wijziging en een ongewijzigde reproductie van de inhoud te waarborgen. Daarnaast dient de standaard te voldoen aan de meest recente nationale of internationale standaarden. De aanwijzing van een dergelijke documentstandaard dient tenminste iedere vijf jaar plaats te vinden, waarbij overigens de dan gebruikte standaard opnieuw kan worden aangewezen. Door deze termijn op te nemen beoogt men te waarborgen dat gelijke tred wordt gehouden met de praktijk en laatste ontwikkelingen. Bij verordening door de KNB zullen regels worden gesteld over de wijze waarop de minuten van elektronische notariële akten, elektronische volmachten en overige elektronische bijlagen worden geconverteerd in de aangewezen documentstandaard. Na deze conversie is de elektronische notariële akte gesteld in de aangewezen documentstandaard de minuut van deze elektronische notariële akte. De notaris moet deze documenten bij de KNB bewaren.

Tot slot
In een tijdperk van almaar verdergaande digitalisering begrijpen wij de komst van de mogelijkheid tot het elektronisch oprichten van een B.V. en de komst van de elektronische notariële akte. Los van Europese regelgeving, is dit een ontwikkeling die, wil het notariaat met haar tijd mee gaan, niet genegeerd kan worden.

Van belang is dat ook bij de elektronische oprichting van een B.V. de rol van de notaris als poortwachter, die zijn ambt onafhankelijk en onpartijdig uitoefent onverkort van toepassing blijft. De zorgvuldige uitoefening van deze rol in de elektronische omgeving brengt een nieuwe uitdaging voor het notariaat met zich mee.