De nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen komt eraan

1 september 2020 | Publicatie

De nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen komt eraan. Althans, als het aan onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ligt. Op 3 juli 2020 zijn namelijk het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State en de reactie daarop van de Minister gepubliceerd. Bottomline is, dat de Minister er alle vertrouwen in heeft dat het wetsvoorstel zal leiden tot de gewenste versterking van de democratische legitimiteit van gemeenschappelijke regelingen.

Doel van de beoogde wetswijziging

Zoals wij in een eerder blogbericht al berichtten, heeft het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) eerst en vooral tot doel om de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen te versterken, zodat gemeenteraden meer en beter invulling kunnen gaan geven aan hun kaderstellende en controlerende rol richting het bestuur van een gemeenschappelijke regeling. Het voorstel tot wijziging van de Wgr valt in dat kader uiteen in drie categorieën:

  1. Het versterken van de positie van de gemeenteraden bij de besluitvorming in gemeenschappelijke regelingen;
    via de introductie van een zienswijzeprocedure, een actieve informatieplicht van het bestuur naar de raden en de mogelijkheid voor raden om een adviescommissie in te stellen
  2. Het creëren van aanvullende controle-instrumenten voor de gemeenteraden;
    via de introductie van een gemeenschappelijk enquêterecht, de mogelijkheid van het instellen van een gemeenschappelijke onderzoekscommissie en een verduidelijking van de onderzoeksbevoegdheden van de lokale rekenkamer
  3. Het verbeteren van de positie van gemeenteraden met betrekking tot het functioneren van de gemeenschappelijke regeling.
    via het aanscherpen van de uittredingsregelingen, het aanpassen van de begrotingscyclus en het opnemen van de mogelijkheid van evaluatie van de regeling.
Advies Raad van State – principiële opmerkingen en kanttekeningen

Uit het op 3 juli 2020 gepubliceerde advies volgt dat de Afdeling Advisering van de Raad van State (Afdeling) principiële opmerkingen en kanttekeningen heeft bij de voorgestelde wetswijziging. Vanwege de grotere rol die gemeenteraadsleden krijgen, waarschuwt de Afdeling onder meer voor het risico van trage besluitvormingsprocedures en overbelasting van de gemeenteraadsleden. Ook waarschuwt de Afdeling voor het ontstaan van rolonduidelijkheid omdat de voorgestelde instrumenten zich niet goed verhouden tot het voor gemeenschappelijke regelingen geldende uitgangspunt van verlengd lokaal bestuur, waarbij gemeenteraden hun kaderstellende en controlerende rol in gemeenschappelijke regelingen in beginsel vervullen via de eigen gemeentelijke vertegenwoordiger(s) in het algemeen bestuur;

De Afdeling vermoedt daarom dat het wetsvoorstel hooguit marginale veranderingen teweeg zal brengen en in de praktijk extra complicerend kan uitwerken.

De Minister licht toe: betere informatiepositie voor de gemeenteraden

In reactie op het advies van de Afdeling licht de Minister toe, dat het wetsvoorstel eerst en vooral beoogt om de gemeenteraadsleden een sterkere (informatie)positie te geven op die onderwerpen en bij die gemeenschappelijke regelingen waar de raden dat nodig vinden.

Het wetsvoorstel beoogt dan ook uitdrukkelijk niet dat afbreuk wordt gedaan aan het uitgangspunt van verlengd lokaal bestuur en dat gemeenteraden op de stoel van het dagelijks of algemeen bestuur gaan zitten. Het brengt eerst en vooral met zich dat gemeenteraden beter geïnformeerd worden over voorgenomen besluiten, daar waar in regelingen gebruik is gemaakt van de nieuwe instrumenten.

De Minister benadrukt verder dat de instrumenten een facultatief karakter zullen krijgen. Het gaat om besluitvorming (zoals zienswijzen en de regionale adviescommissie) waarover vooraf, in de gemeenschappelijke regeling zelf, afspraken worden gemaakt: “Zienswijzeprocedures gelden dus alleen voor besluiten of categorieën van besluiten als dat in de gemeenschappelijke regeling, het document dat ten grondslag ligt aan de samenwerking, is afgesproken. Het bestuur van een samenwerkingsverband kan hier dus rekening mee houden bij het inrichten van het proces om te komen tot besluiten waar een zienswijzeprocedure geldt.”  Voor het ontstaan van stroperige besluitvorming en overbelaste raadsleden is de Minister dan ook niet bang.

Hoe nu verder?

Strikt genomen is de wijziging van de Wgr nog toekomstmuziek. Na het uitbrengen van het advies van de Afdeling en het nader rapport moet het wetsvoorstel namelijk nog worden behandeld door de Tweede en Eerste Kamer. De ervaring leert dat dit proces gemiddeld genomen nog zo’n 2 jaar duurt. Voorlopig moeten we het dus nog doen met de huidige Wgr. Uiteraard houden wij u op de hoogte van de ontwikkelingen.

Heeft u over dit blog vragen of heeft u advies nodig over dit onderwerp? Aarzel dan niet om contact op te nemen met Anouk Hofman of Hugo Doornhof.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven