Actualiteiten overheidsprivaatrecht – oktober 2021-

 9 november 2021 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over misbruik van bevoegdheid door een gemeente en tegenstrijdige rechtspraak over een openbare weg.

Openbare weg? Primaat van de Afdeling als hoogste bestuursrechter

In een hoger beroep procedure bij het hof Den Bosch staat het hof voor de vraag of een keerlus in Haelen al dan niet als openbare weg moet worden aangemerkt. Partijen in deze procedure hebben deze discussie al eerder in zowel een civiele als een bestuursrechtelijke procedure gevoerd. In de civiele procedure heeft het hof geoordeeld dat de keerlus niet als openbare weg moet worden aangemerkt. In de bestuursrechtelijke procedure oordeelde de Afdeling daarentegen dat de keerlus wel als zodanig moet worden aangemerkt. Appellant legt in voorliggende procedure aan zijn vordering ten grondslag dat de keerlus niet openbaar is en doet daarbij een beroep op het gezag van gewijsde van het arrest in de civiele procedure. Het hof oordeelt dat aan het eerdere arrest van het hof inderdaad gezag van gewijsde toekomt, maar dat dit in deze procedure niet leidt tot toewijzing van de vordering van appellant. Het hof oordeelt dat de Afdeling als hoogste bestuursrechter het primaat heeft en toewijzing van de vordering daardoor tot een onaanvaardbare uitkomst zou leiden.

 

Contractuele inspanningsverplichting: wat kan worden gevergd van een gemeente?

Heeft de gemeente zich voldoende ingespannen om een bestemmingswijziging te bewerkstelligen? Een procedure bij het Hof Arnhem-Leeuwarden draait om een contractuele inspanningsverplichting voor de gemeente om een tankstation planologisch mogelijk te maken. Het (goedkeuringsbesluit over) het bestemmingsplan dat daarop werd vastgesteld werd echter vernietigd door de Afdeling, zodat de ontwikkeling geen doorgang kon vinden. Eisers betogen dat de gemeente zich niet aan haar inspanningsverplichting heeft gehouden, omdat zij het bestemmingsplan onvoldoende zorgvuldig zou hebben voorbereid, met name op het onderdeel van financiële haalbaarheid. Het hof is echter van oordeel dat de gemeente geen reden had om te twijfelen aan de financiële haalbaarheid en ook geen nader onderzoek hiernaar had hoeven te verrichten. Verder zou de gemeente volgens eisers in het bestemmingsplan onvoldoende zeker hebben gesteld dat rondom het tankstation een afscherming met beplanting werd gerealiseerd, waardoor het goedkeuringsbesluit werd vernietigd. Het hof oordeelt echter dat realisering van het tankstation onmogelijk zou zijn geweest, als de gemeente een dergelijke regeling had opgenomen in het bestemmingsplan. Op dit punt ontbreekt dus het causaal verband tussen de gestelde tekortkoming en de schade.

 

Verwijdering woonark: misbruik van bevoegdheid door de gemeente

Een gemeente maakte misbruik van bevoegdheid door – als eigenaar van een waterperceel – ontruiming van een woonark te vorderen. Het Hof Den Haag overweegt dat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in algemene zin niet uitsluit dat een overheid gebruik maakt van zijn privaatrechtelijke bevoegdheden. Dat mag echter geen misbruik van bevoegdheid opleveren. In dit geval probeert de gemeente door gebruikmaking van het privaatrecht te voorkomen dat de woonark op grond van het overgangsrecht bij het bestemmingsplan ter plaatse mag blijven. De gemeente probeert dus de bescherming van het overgangsrecht te ondergraven. Daarvoor zijn de eigendomsrechten van de gemeente niet bedoeld. Bovendien komt de gemeente niet op voor haar belangen als eigenaar, maar voor belangen uit de Wro. Zij heeft geen zwaarwegend eigen belang om het gebruik van het waterperceel niet toe te staan. De vordering van de gemeente tot verwijdering van de woonark wordt afgewezen.

 

Afwikkeling aardbevingsschade Groningenveld

De Hoge Raad oordeelt over de afwikkeling van schade door de aardbevingen in Groningen. Het hof had eerder geoordeeld dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (“NAM”) hiervoor aansprakelijk was, en de eisers ingedeeld in verschillende categorieën. Schade die was geleden door gederfd woongenot, kwam volgens het hof voor vergoeding in aanmerking voor zover die was geleden door wie tenminste eenmaal fysieke schade aan zijn of haar woning had geleden door de aardbevingen. Eisers konden bovendien in aanmerking komen voor smartengeld, als zij ten minste tweemaal fysieke schade aan hun woning hadden geleden. Volgens de Hoge Raad mocht het hof deze werkwijze hanteren. Het hof heeft namelijk per individueel geval beoordeeld of eisers binnen de  eerdergenoemde categorieën vallen. Kort en goed mocht het hof zich bij haar beoordeling baseren op omstandigheden die zich in het algemeen voordoen bij dergelijke schade en de waarschijnlijkheid dat de aardbevingen bepaalde nadelige gevolgen voor eisers hebben meegebracht.

 

Is een gemeente aansprakelijk voor het verstopt raken van een hemelwaterafvoer?

Een particuliere eigenaar stelt een gemeente aansprakelijk voor schade aan zijn woning en tuin als gevolg van een verstopte hemelwaterafvoer. Uit een deskundigenrapport blijkt dat de afvoer verstopt is geraakt met riet door maaiwerkzaamheden, die in opdracht van de gemeente zijn uitgevoerd. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank Noord-Nederland dat de gemeente gebrekkig onderhoud heeft gepleegd rondom de hemelwaterafvoer, waardoor deze verstopt is geraakt. Bij voldoende onderhoud had de verstopping volgens de rechtbank niet plaatsgevonden. De gemeente is beneden de ondergrens van de zorg gekomen die van haar, als goed beheerder van de hemelwaterafvoer, verwacht mocht worden.  Voor de rechtbank staat nog niet vast of de schade die de eiser heeft geleden (onder andere wateroverlast en verzakking) is ontstaan door het gebrekkige onderhoud rondom de hemelwaterafvoer. Om op die vraag een antwoord te krijgen gaat de rechtbank een deskundige benoemen. Wordt vervolgd.

 

Hoe langer het nadeel, hoe lager de korting

Indien men langer nadeel ondervindt van handelen van de overheid, dan neemt daarmee de kans toe dat het nadeel uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico, zo volgt uit een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Men kan slechts nadeelcompensatie krijgen voor zover het nadeel uitstijgt boven het normale maatschappelijke risico. Voor de berekening kan gebruik gemaakt worden van de kortingsmethode. De benadeelde wordt dan gekort op zijn compensatie, voor zover zijn nadeel is toe te schrijven aan het normale maatschappelijke risico. Eiser had schade geleden over meerdere maanden door werkzaamheden van de provincie. Over de eerste twee maanden hanteerde het hof een kortingspercentage van 40%. De duur van de werkzaamheden was echter met twee maanden verlengd. Deze uitloop was volgens het hof objectief niet voorzienbaar voor eiser, en schaadde eiser relatief ernstig in zijn omzet. Daarom zag het hof reden het kortingspercentage over deze maanden te bepalen op 10%. Slechts daarmee zou eiser voldoende worden gecompenseerd.

 

Geen ontheffing dwangbevel; verjaring tijdig gestuit

Een dwangsom wordt van rechtswege verbeurd wanneer na het verstrijken van de begunstigingstermijn niet aan de last is voldaan. De rechtsvordering tot betaling van een verbeurde dwangsom verjaart een jaar daarna (artikel 5:35 Awb). Indien de betaling van de dwangsom uitblijft, dan kan er – na een aanmaning – een dwangbevel worden uitgevaardigd (artikel 4:114 Awb). Hier staat een rechtsmiddel (executiegeschil) tegen open bij de civiele rechter. In een executiegeschil bij de rechtbank Overijssel vroeg een partij om ontheffing van het dwangbevel, omdat de rechtsvordering verjaard zou zijn. De gemeente bracht hier tegenin dat er beslag is gelegd en zij in een e-mail duidelijk was geweest dat zij betaling wenste. Daarmee zou de verjaring zijn gestuit. Volgens de rechtbank was het beslag niet aan eiser overbetekend. Daarmee was eiser niet op de hoogte van het beslag en was er ook geen sprake van een stuitende werking van het beslag (artikel 4:105 en 4:106 Awb). De e-mail kon volgens de rechtbank wel gelijk worden gesteld aan een stuitingshandeling, doordat hierin ondubbelzinnig het recht op nakoming is voorbehouden. De vordering van eiser tot ontheffing van het dwangbevel wordt daarom afgewezen.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Mariëtta Buitenhuis, Silvie van Ravels, Nathalie Niederer, Ron de Martines, Mels Landzaad en Floris van de Pol. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meldt u zich dan per e-mail aan.

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over misbruik van bevoegdheid door een gemeente en tegenstrijdige rechtspraak over een openbare weg.

Openbare weg? Primaat van de Afdeling als hoogste bestuursrechter

In een hoger beroep procedure bij het hof Den Bosch staat het hof voor de vraag of een keerlus in Haelen al dan niet als openbare weg moet worden aangemerkt. Partijen in deze procedure hebben deze discussie al eerder in zowel een civiele als een bestuursrechtelijke procedure gevoerd. In de civiele procedure heeft het hof geoordeeld dat de keerlus niet als openbare weg moet worden aangemerkt. In de bestuursrechtelijke procedure oordeelde de Afdeling daarentegen dat de keerlus wel als zodanig moet worden aangemerkt. Appellant legt in voorliggende procedure aan zijn vordering ten grondslag dat de keerlus niet openbaar is en doet daarbij een beroep op het gezag van gewijsde van het arrest in de civiele procedure. Het hof oordeelt dat aan het eerdere arrest van het hof inderdaad gezag van gewijsde toekomt, maar dat dit in deze procedure niet leidt tot toewijzing van de vordering van appellant. Het hof oordeelt dat de Afdeling als hoogste bestuursrechter het primaat heeft en toewijzing van de vordering daardoor tot een onaanvaardbare uitkomst zou leiden.

 

Contractuele inspanningsverplichting: wat kan worden gevergd van een gemeente?

Heeft de gemeente zich voldoende ingespannen om een bestemmingswijziging te bewerkstelligen? Een procedure bij het Hof Arnhem-Leeuwarden draait om een contractuele inspanningsverplichting voor de gemeente om een tankstation planologisch mogelijk te maken. Het (goedkeuringsbesluit over) het bestemmingsplan dat daarop werd vastgesteld werd echter vernietigd door de Afdeling, zodat de ontwikkeling geen doorgang kon vinden. Eisers betogen dat de gemeente zich niet aan haar inspanningsverplichting heeft gehouden, omdat zij het bestemmingsplan onvoldoende zorgvuldig zou hebben voorbereid, met name op het onderdeel van financiële haalbaarheid. Het hof is echter van oordeel dat de gemeente geen reden had om te twijfelen aan de financiële haalbaarheid en ook geen nader onderzoek hiernaar had hoeven te verrichten. Verder zou de gemeente volgens eisers in het bestemmingsplan onvoldoende zeker hebben gesteld dat rondom het tankstation een afscherming met beplanting werd gerealiseerd, waardoor het goedkeuringsbesluit werd vernietigd. Het hof oordeelt echter dat realisering van het tankstation onmogelijk zou zijn geweest, als de gemeente een dergelijke regeling had opgenomen in het bestemmingsplan. Op dit punt ontbreekt dus het causaal verband tussen de gestelde tekortkoming en de schade.

 

Verwijdering woonark: misbruik van bevoegdheid door de gemeente

Een gemeente maakte misbruik van bevoegdheid door – als eigenaar van een waterperceel – ontruiming van een woonark te vorderen. Het Hof Den Haag overweegt dat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in algemene zin niet uitsluit dat een overheid gebruik maakt van zijn privaatrechtelijke bevoegdheden. Dat mag echter geen misbruik van bevoegdheid opleveren. In dit geval probeert de gemeente door gebruikmaking van het privaatrecht te voorkomen dat de woonark op grond van het overgangsrecht bij het bestemmingsplan ter plaatse mag blijven. De gemeente probeert dus de bescherming van het overgangsrecht te ondergraven. Daarvoor zijn de eigendomsrechten van de gemeente niet bedoeld. Bovendien komt de gemeente niet op voor haar belangen als eigenaar, maar voor belangen uit de Wro. Zij heeft geen zwaarwegend eigen belang om het gebruik van het waterperceel niet toe te staan. De vordering van de gemeente tot verwijdering van de woonark wordt afgewezen.

 

Afwikkeling aardbevingsschade Groningenveld

De Hoge Raad oordeelt over de afwikkeling van schade door de aardbevingen in Groningen. Het hof had eerder geoordeeld dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (“NAM”) hiervoor aansprakelijk was, en de eisers ingedeeld in verschillende categorieën. Schade die was geleden door gederfd woongenot, kwam volgens het hof voor vergoeding in aanmerking voor zover die was geleden door wie tenminste eenmaal fysieke schade aan zijn of haar woning had geleden door de aardbevingen. Eisers konden bovendien in aanmerking komen voor smartengeld, als zij ten minste tweemaal fysieke schade aan hun woning hadden geleden. Volgens de Hoge Raad mocht het hof deze werkwijze hanteren. Het hof heeft namelijk per individueel geval beoordeeld of eisers binnen de  eerdergenoemde categorieën vallen. Kort en goed mocht het hof zich bij haar beoordeling baseren op omstandigheden die zich in het algemeen voordoen bij dergelijke schade en de waarschijnlijkheid dat de aardbevingen bepaalde nadelige gevolgen voor eisers hebben meegebracht.

 

Is een gemeente aansprakelijk voor het verstopt raken van een hemelwaterafvoer?

Een particuliere eigenaar stelt een gemeente aansprakelijk voor schade aan zijn woning en tuin als gevolg van een verstopte hemelwaterafvoer. Uit een deskundigenrapport blijkt dat de afvoer verstopt is geraakt met riet door maaiwerkzaamheden, die in opdracht van de gemeente zijn uitgevoerd. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank Noord-Nederland dat de gemeente gebrekkig onderhoud heeft gepleegd rondom de hemelwaterafvoer, waardoor deze verstopt is geraakt. Bij voldoende onderhoud had de verstopping volgens de rechtbank niet plaatsgevonden. De gemeente is beneden de ondergrens van de zorg gekomen die van haar, als goed beheerder van de hemelwaterafvoer, verwacht mocht worden.  Voor de rechtbank staat nog niet vast of de schade die de eiser heeft geleden (onder andere wateroverlast en verzakking) is ontstaan door het gebrekkige onderhoud rondom de hemelwaterafvoer. Om op die vraag een antwoord te krijgen gaat de rechtbank een deskundige benoemen. Wordt vervolgd.

 

Hoe langer het nadeel, hoe lager de korting

Indien men langer nadeel ondervindt van handelen van de overheid, dan neemt daarmee de kans toe dat het nadeel uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico, zo volgt uit een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Men kan slechts nadeelcompensatie krijgen voor zover het nadeel uitstijgt boven het normale maatschappelijke risico. Voor de berekening kan gebruik gemaakt worden van de kortingsmethode. De benadeelde wordt dan gekort op zijn compensatie, voor zover zijn nadeel is toe te schrijven aan het normale maatschappelijke risico. Eiser had schade geleden over meerdere maanden door werkzaamheden van de provincie. Over de eerste twee maanden hanteerde het hof een kortingspercentage van 40%. De duur van de werkzaamheden was echter met twee maanden verlengd. Deze uitloop was volgens het hof objectief niet voorzienbaar voor eiser, en schaadde eiser relatief ernstig in zijn omzet. Daarom zag het hof reden het kortingspercentage over deze maanden te bepalen op 10%. Slechts daarmee zou eiser voldoende worden gecompenseerd.

 

Geen ontheffing dwangbevel; verjaring tijdig gestuit

Een dwangsom wordt van rechtswege verbeurd wanneer na het verstrijken van de begunstigingstermijn niet aan de last is voldaan. De rechtsvordering tot betaling van een verbeurde dwangsom verjaart een jaar daarna (artikel 5:35 Awb). Indien de betaling van de dwangsom uitblijft, dan kan er – na een aanmaning – een dwangbevel worden uitgevaardigd (artikel 4:114 Awb). Hier staat een rechtsmiddel (executiegeschil) tegen open bij de civiele rechter. In een executiegeschil bij de rechtbank Overijssel vroeg een partij om ontheffing van het dwangbevel, omdat de rechtsvordering verjaard zou zijn. De gemeente bracht hier tegenin dat er beslag is gelegd en zij in een e-mail duidelijk was geweest dat zij betaling wenste. Daarmee zou de verjaring zijn gestuit. Volgens de rechtbank was het beslag niet aan eiser overbetekend. Daarmee was eiser niet op de hoogte van het beslag en was er ook geen sprake van een stuitende werking van het beslag (artikel 4:105 en 4:106 Awb). De e-mail kon volgens de rechtbank wel gelijk worden gesteld aan een stuitingshandeling, doordat hierin ondubbelzinnig het recht op nakoming is voorbehouden. De vordering van eiser tot ontheffing van het dwangbevel wordt daarom afgewezen.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Mariëtta Buitenhuis, Silvie van Ravels, Nathalie Niederer, Ron de Martines, Mels Landzaad en Floris van de Pol. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meldt u zich dan per e-mail aan.

Gerelateerde expertises